Met een wallaby in Mataranka |
Afgelopen donderdag zijn we aangekomen in Broome, een stadje aan de westkust van Australië. Circa 7.000 kilometer hebben we inmiddels afgelegd. Het Australische leven begint dan ook echt te wennen.
Twee weken geleden vertrokken we weer vanuit Alice Springs, waar ik eerder een blog schreef. Dit keer reden we naar het noorden, terug omhoog via de Stuart Highway. Op Alice Springs hadden we weer op dezelfde camping gestaan als op de ‘heenreis’, en ook tijdens de roadtrip richting Katherine kwamen we weer wat oude bekenden tegen: Tennant Creek, Devil’s Marbles, Mataranka. We dronken biertjes met nieuwe bekenden, zoals Tess en Sally uit Nederland, twee Aussie boys uit Melbourne, en Ben, een homo-in-denial uit Darwin. Vrienden maken gaat hier erg makkelijk: meestal zaten we voor onze van en kwamen er opeens vreemden aangelopen met biertjes, op zoek naar gezelligheid. Nou, dan zijn wij de moeilijksten niet natuurlijk!
Bij Timbercreek |
Boab tree in Kunanurra |
Bij Katherine sloegen we dit keer af naar het westen: op naar The Kimberley, het noordwestelijke deel van Australië. The Kimberley schijnt prachtige natuur te hebben, ideaal voor een echte outback experience, maar helaas zijn vrijwel alle wegen er alleen geschikt voor 4×4’s. En dat is onze van natuurlijk niet. Gelukkig hadden wij ons echte outbackavontuur al in The Red Centre gehad (en de overige 7.000 kilometer!), en was het landschap rondom de ‘gewone’ highway ook al prachtig én anders dan we tot dan toe gezien hadden. Want dat is het bizarre aan Australië: het is zo’n ontzettend groot land. Je kan (en moet) uren rijden voordat je bij het volgende dorp/tankstation aankomt. En het landschap verandert gek genoeg dan dus vrijwel niet. Saai, zou je denken, maar tegelijkertijd ook wel fascinerend. Duizenden kilometers lang hetzelfde uitzicht vanuit de auto: het grijze asflat, het rode zand daarnaast, het dorre graankleurige helmgras, de groene bosjes en de blauwe lucht daarboven. Als je mazzel hebt zie je af en toe nog een bergje/rots, en mis je de dode kangoeroes en koeien die naast de wegliggen. Die laatsten doen me denken aan leeggelopen koeien-ballonnen. Soms lijkt het zelfs of er een koeien-kleed van Ikea naast de weg ligt.
Anyway, in de Kimberley sliepen we op campings in Timbercreek, Kunanurra, Hall’s Creek en Derby. De natuur was hier dus iets anders: groener, minder rood zand, minder droogte, meer riviertjes (we riviertjes in de Northern Territory stonden allemaal leeg) en meer heuvels en bochten in de weg. Wat niet anders is in Western Australia, is het alcoholbeleid. In verband met de grote hoeveelheid Aborginals in de Northern Territory, en het feit dat het grootste gedeelte van de Aboriginals (het liefst) alcoholist is, is alcohol kopen in de Northern Territory lastig en duur. In veel plaatsen verkopen ze er geen goedkope wijn (niet onder de 10 dollar per fles), of is er uberhaupt geen bottleshop. Gelukkig hadden we in Darwin wat doosjes ingeslagen. Onze voorraad was on the road echter opgeraakt en aangekomen in Derby wilden we natuurlijk weer wat wijn inslaan. Helaas bleek bij het winkelcentrum dat ook in Western Australia nog onzettend veel Aboriginals leven, en de alcohol dus nog steeds duur of niet te koop is. Daarom hebben we besloten voor wat biertjes te gaan. Het allergoedkoopste bier is hier van het merk Tun: omgerekend een dollar per blikje. Dus jongens, als jullie jaloers zijn op het Aussie leven, loop dan nog maar eens een rondje door het drankschap bij Albert Heijn 😉
Lily creek in Kununurra |
Ons dagelijkse uitzicht |
Even pauzeren |
Nog iets meer over ons Aussie leven: ’s morgens zijn we altijd vroeg wakker (zeker tussen 6:00 uur en 7:30 uur). We gaan namelijk ook vroeg naar bed én het wordt hier ’s morgensvroeg gewoon al snel erg licht en erg warm. ’s Nachts koelt het slechts af tot een graad of 28. Overdag lopen we temperaturen op tot 40 graden. We ontbijten voor de van met havermout, brood of crackers, en gaan dan óf een stukje rijden (op onze rijdagen), óf aan het zwembad liggen (op onze childagen). ’s Middags lunchen we met brood, crackers of pannenkoeken en rijden/zwemmen dan weer verder. Als er iets leuks te zien is in de buurt, dan gaan we daar natuurlijk ook even kijken. Maar het is niet dat elke dag volzit met bijzondere attracties. Wel moet er dagelijks worden afgewassen, een wasje worden gedraaid, boodschapen worden gedaan, jullie kennen het vast wel. Het Aussie leven is echt een lifestyle, geen vakantie ;-). Als de zon rond 18:00 uur ondergaat, gaan we koken (of barbecueën) en eten en drinken we – als het kan – nog een alcoholische consumptie (of meer). Na een paar uur in het donker te hebben gezeten is het dan tijd voor bed. Twee van ons kruipen dan in de van. De ander slaapt die nacht in de tent. Dat wisselen we netjes af in verband met warmte, ruimte, etc.
Inmiddels zijn we in Broome, verreweg de grootste plaats in de omgeving, maar nog altijd niet veel groter dan een Nederlands dorp. Broome ligt aan de westkust en heeft zon, zee, strand en een echte backpackerscultuur. Voor Australische begrippen dan. Het is hier geen Azië. Daar ga je drie keer per dag uiteten en zit iedereen de hele avond bier te drinken op het strand. Dat is hier dus wel anders. Los van de alcoholprijzen zit niemand hier eigenlijk op het strand. Zijn er geen krokodillen, dan zijn er wel (gevaarlijke) kwallen. Dat wordt anders naarmate we meer naar het zuiden rijden. Al heb je dan weer meer kans een haai tegen te komen. Anyhow, in Broome hangt een zekere backpackerssfeer.
Nou, ik ga zwemmen nu. Straks gaan we kameelrijden op Cable Beach. Jaja, het Aussie leven is zwaar maar echt geen straf hoor! 😉