Na San Francisco was het tijd om weer de natuur in te gaan. En hoewel ik nog wel even in San Francisco had kunnen blijven, vond ik het ook heerlijk om opnieuw de rust op te zoeken.
Na een aardig stuk rijden kwamen we zondag 10 augustus aan bij Silver Lake, een meertje vlakbij June Lake. Dit meer ligt aan de zijkant van het Yosemite National Park, vlakbj de grens met Nevada. Het hart van Yosemite was nog wel even rijden, maar ook dit gebied bleek al een prachtig stuk te zijn. Het werd zelfs apart genoemd in mijn Lonely Planet!
Mono Lake |
We zetten onze tent op, wat dit keer nog soepeler ging, en genoten eindelijk van een BBQ. Onderweg naar onze camping hadden we dit keer namelijk wel boodschappen gedaan. Een lekker stuk vlees, wat worstjes, een kant en klare salade en een fles rode wijn zorgden voor een meer dan prima maal. Na het eten de tent in, want het werd al snel donker en we hadden geen licht. En we wilden geen beren tegenkomen natuurlijk!
Bij SilverLake |
Die nacht sliepen we heerlijk en werden maandag met een lach op ons gezicht wakker. Wat was het hier mooi! Onze camping was klein en simpel. Een paar Amerikaanse gezinnen stonden met hun gigantische campers tientallen meters verderop. Wij waren de enige met een klein tentje. Daardoor voel je je extra klein tussen de enorm rotsen die om de vallei van de camping stonden. We besloten een rustdagje te houden die dag. Dus niet Yosemite in en weer terug, maar gewoon de buurt verkennen. Het Mono Lake is bijvoorbeeld prachtig, maar ook Bodie bleek een erg leuk oud goudzoekers dorpje te zijn. Het dorp was ooit populair om het goud, maar toen dat op was vertrok iedereen weer. Alles is nu dus verlaten en ziet er nog zo uit als het ooit was.Spooky maar heel mooi! ’s Avonds haalden we weer wat worstjes bij een klein supermarktje, en kochten ook meteen wat aardappelsalade en augurk. Een prima maal hoor!
Yosemite |
Dinsdagmorgen werden we opgelucht wakker. Het had die nacht enorm geregend, en waren zelfs bang dat onze tent het zou begeven. Voor 30 dollar heeft-ie toch aardig zijn taak volbracht. Even droog maken en inpakken. Niets aan de hand! Al voor de meeste mensen ontbeten hadden reden we de camping af, naar Yosemite. We zouden een lange dag hebben, dus stopten alleen als het uitzicht echt heel mooi was. We waren inmiddels wel wat gewend natuurlijk 😉 Yosemite deed ons soms aan Alaska denken: uitgestrekte landschappen, heel veel dennenbomen, meertjes en rotsen. I love nature! Na Yosemite rijden we nog een heel stuk op de snelweg naar het zuiden, om bij Sequoia weer de natuur in te gaan. Sequoia National Park staat bekend om de grote bomen, en daar stoppen we dan ook even. Bizar hoe groot die bomen zijn. Soms wel meer dan 100 meter hoog en een omtrek van 30(!) meter. Helaas komt het op de foto toch minder over, maar dat maakt het des te specialer in real life. Onze camping in Sequoia is een stuk minder dan onze eerdere campings. Het is hier meer massaal, druk, hutje mutje… niet helemaal ons ding! We eten een hamburger in het camping-restaurant en gaan dan weer vroeg onze tent in.
Death Valley |
Woensdag staat onze allerlangste rit op het programma. We vertrekken dus ook al om half 8. De reis gaat vandaag naar Needles, een klein plaatsje op de grens van Arizona. We rijden er heen met een gigantische omweg, want we willen dwars door Death Valley. Met een volle tank en vier liter water achterin rijden we na een paar uur het park in. Al bij onze eerste stop is het duideijk: het is hier heel erg heet. Onze tweede stop is nog heter. Daar staat zelfs een waarschuwingsbordje voor de hitte. En ik moet zeggen: de warmte is hier angstaanjagend warm. Ja, dat is het goede woord. Je wordt er bang van als je eraan denkt dat je niet heel snel je auto zou inkunnen. Halverwege Death Valley wordt ons zelfs geadviseerd de air-co uit te zetten. Die is namelijk te belastend voor de motor met dit weer. De warmste temperatuur die onze auto meettte was 48 graden! Onder de 45 graden zetten we de air-co weer aan. Als we Death Valley uitrijden eten we snel wat bij een goedkope Mexicaan, en rijden dan nog een flink end door een ander klein National Park. Uiteindelijk arriveren we om half 9 bij ons motel in Needles. We zijn kapot, maar ook voldaan en overrompeld.
De dag daarna begint onze rit over Route 66. Daarover snel meer!
Dan nog wat camping-tips voor je Amerika-trip:
– Reserveer je camping een paar maanden van tevoren. Wij begonnen zes weken voor tijd en veel campings waren toen al vol. Je kunt ook gewoon ergens heen rijden en het er op gokken natuurlijk, maar de kans is dan aanwezig dat er geen plek is. En de afstanden zijn soms groot.
– Kleinere campings hebben mijn voorkeur. Ze zijn soms meer primitief, maar je slaapt hierdoor wel echt in de natuur. Minder mensen betekent vaak ook schonere toiletten.
– Trek meerdere dagen uit voor een natuurpark. Wij hebben echt gehaast, terwijl er zoveel te zien is!
– Koop je campingspullen bij Walmart. Onze tent was 30 dollar, onze slaapzakken 10 dollar, ons luchtbed 20 dollar en de pomp 10 dollar. Voor 80 dollar ben je laar dus, terwijl je dat vaak al voor een goedkoop motel of Airbnb’tje betaalt. Al hangt dit wel af van de stad.
– Be bear aware! Luister goed naar de beer-voorschriften!
– Reken de afstanden goed na met je navigatie. Californie is uitgestrekt en je kan niet overal altijd overnachten, tanken, eten en drinken kopen, etc.
Bodie! Daar ben ik in 2003 geweest. Vond ik toen echt super tof. En wat heerlijk om zo met zijn tweetjes in een tentje in de natuur te liggen (al haar ik kamperen eigenlijk haha!)